RUSSISCHE ROULETTE: HOU VAN
ME OF IK SCHIET
1968 maakte me bewust van de wereld buiten Nederland. Na de moorden op
Martin Luther King en Robert Kennedy, bracht de inval van het Warschau-pact
(lees: de Sovjet Unie) in Tsjecho-Slowakije het buitenland haast tastbaar
dichtbij. De juf begon er ’s ochtends over, en toen ik tussen de
middag uit school kwam was ik de eerste die mijn nog onkundige moeder
op de hoogte bracht. Dat voelde heel gewichtig, temeer daar ze meteen
de radio aanzette. Die had de voorafgaande maanden de situatie daar al
ingekleurd, met inmiddels vertrouwd-grappig geworden namen als Smrkovski
en Dubcek.
Ik heb er een primaire belangstelling voor dat land aan over gehouden,
en het geweldloze verzet tegen wapens en tanks van Tsjechen op straat
heeft m’n denken beïnvloed. Ik ben er geweest, nog achter het
Ijzeren Gordijn, en kon er in latere bezoeken de beleving van herwonnen
vrijheid ervaren. Een volk met veel artistiek talent dat eindelijk kon
opbloeien.
Het is maar door wie je bevrijd werd na de 2e wereldoorlog…..
Dat is het tragische dat Russen aankleeft. Ze zien maar niet in waarom
het buitenland niet van hen gaat houden.
De inval in Georgië brengt mijn prille beleving van 21 augustus 1968
meer terug dan ik kon vermoeden. Alweer een zelfstandige natie, met eigen
taal en cultuur, die in het gareel moet omdat het niet van de Russen houdt.
Zelfs het Westen omarmt.
Wie legt het de Russen uit?
Met China bekritiseerden de Russen het Westen om zijn kolonies, en stimuleerden
er het gewapend verzet. Maar niet uit principe, zo weten Tibetanen, Tsjetsjenen,
Oeigoeren, Georgiërs uit hedendaagse ervaring. Slechts uit berekening
steunen Russen en Chinezen het recht op zelfbeschikking. Hun eigen ‘kolonies’
definiëren ze eenvoudig weg als ondeelbaar met de natie verbonden
regio’s.
Over de Russische ziel zijn vele boeken vol geschreven. Ik ben er maar
beperkt mee vertrouwd dus ga er hier niet over speculeren. Het blijft
echter raadselachtig dat een wereldmacht zo kleinzielig en kinderachtig
reageert naar piepkleine landen. (Estland moest het onlangs nog ontgelden,
omdat dat land een oorlogsmonument wilde verplaatsen!)
De Russische verwijzingen naar Irak en Kosovo om het optreden in Zuid-Ossetië
en Georgië te rechtvaardigen, hebben iets van het gepeste kind dat
mogelijkheden ziet om terug te pesten.
In Pristina (Kosovo) zag ik het levensgrote portret van Bill Clinton aan
een flat langs de Bil Klintonstraat. Dat hangt daar nog, omdat ‘ie
niet alleen het initiatief tot een interventie nam, maar evenzeer omdat
‘ie er ook weer weg ging. (Wat George Bush vooral parten speelt
in Irak: die blijft er vooralsnog steken.)
Waarom zoeken de Russen geen antwoord op de vraag waarom wij nog de Canadezen
in halen tijdens de mei-dagen, en men de toenmalige bevrijders in Tsjechië,
Slowakije, Polen, Estland, Letland en Litouwen zo ver mogelijk buiten
houdt?
20 augustus 2008
|