AMSTERDAM
In het jargon van hippies en provo´s werd de hoofdstad van Nederland
ooit gedoopt tot ‘magisch centrum’. Amsterdam, eeuwenlang
trefpunt voor vluchtelingen en verschoppelingen. Sefardische joden uit
Zuid-Europa troffen er hun azkenazische geloofsgenoten uit Oost en West
Europa en vonden er hun Mokum. Met anderen zoals Hugenoten vulden zij
de lokale vrijheid en vrijzinnigheid aan tot een kosmopolitische mix.
Zij vormden het buitenissige en eigenzinnige, dat we tegenwoordig terugzien
in gesjacher op de Albert Kuyp, de gein van Koninginnedag of het eerste
homohuwelijk ter wereld – om middernacht, zodra de wet het toeliet.
Ajax en het gemeentebestuur, weerspiegelen de allochtone mix. Trefwoord:
Ruimhartigheid. Tegenwoordig uit overtuiging, ooit gedicteerd door het
handelsbelang dat koloniale welvaart bracht. En altijd ongegeneerd geëtaleerd:
op de Wallen, in coffee-shops, tijdens gay-parades door de grachten.
Van jongsaf kwam ik er. Op bezoek bij tante Chris die zich er vanuit Enschede
vestigde; in de Berenstraat (oud-west) - 3 hoog. Zij wist zich er te handhaven.
Van haar zei men in familiekring dan ook: tante Chris,
die is niet mis.
Getalenteerde voetballers uit
de provincie doen dat niet. Die gaan naar Eindhoven. Bij PSV sluit de
mentaliteit beter aan. Theo Pahlplatz, voetbalheld uit mijn jeugd, vertelde
in een interview hoe hij – een Twentse jongen, dus stil in een vreemde
omgeving – kort na zijn selectie het Nederlands elftal weer verliet.
Ajacieden als Suurbier pestten hem er weg. Met brutale Amsterdamse gein.
Misschien niet eens expres, maar Theo kon er niks mee en hield het voor
gezien.
Voor wie er niet mee om kan gaan is ‘Amsterdams’ synoniem
voor arrogant. Zelf heb ik er geen probleem mee; ik kom er zelden meer,
en koester vooral jeugdherinneringen waar verder niks meer bij komt.
Maar hoe ruimhartig is Amsterdam, ja zijn die voormalige verschoppelingen
eigenlijk nog?
De grachtengordel vrijt en
kletst in zichzelf om. Mits in Amsterdam is een gebeurtenis openingsnieuws,
waar hetzelfde dat elders in het land helemaal niet hoeft te zijn. De
captains of industry van het Nederlands bedrijfsleven
klitten samen op de Zuid-as.
De vraag komt boven bij de beelden van de herdenking van de afschaffing
van de slavernij. Die blijkt georganiseerd door het slavernij-instituut
Ninsee, geleid door een heuse directeur. Kijk, dat zegt mij als provinciaal
nou helemaal niets; ik voel er ook niets bij en het lijkt me in subsidie
gestolde overbodigheid. Maar het is in Amsterdam dus de media staan vooraan.
Minister Verdonk wordt er als spreekster bewust weggepest en weggehoond.
“Oprotten, oprotten”. En dat gebeurt een vrouw die ook niet
mis is. Voornamelijk door Surinamers en Antillianen, maar hebt
u anderen uit de Amsterdamse samenleving ertegen horen protesteren? Burgemeester
Cohen nam het niet eens voor haar op; viel haar zelfs af door te beweren
dat ze best door de menigte had kunnen lopen (“die begon al te wijken…”).
Nou ja.
En dan de argumenten: “Veel aanwezigen zeggen nog steeds de pijn
te voelen van hun voorouders, die door Nederlanders als slaven zijn verhandeld”
meldt de Volkskrant van 2 juli op pagina 2. Tsss. Ongeloofwaardig! Het
tegenovergestelde van de zelfbewuste inbreng die het verleden kenmerkt.
Hoe ruimhartig is Amsterdam? Meet men dat begrip niet af aan de wijze
waarop andersdenkenden worden bejegend?
Hoe groot is Amsterdam eigenlijk? In 1928 organiseerde men er nog de Olympische
Spelen. Vorige week wachtten duizenden Londenaren en Parijzenaars enthousiast
de verkiezing voor de Spelen van 2012 af. Als één man juichten
allen, hetzij hindoestanen, moslims, stiff upper
lip-Engelsen, of Bobbies toen het Londen werd.
Amsterdam, Nederland, zal nooit de Spelen krijgen: wij hadden en hebben
altijd wel een Saar Boerlage.
Amsterdam of Staphorst: Nederland is gewoon klein.
11 juli 2005
|