OOIT GING IK UIT IDEALISME DE POLITIEK IN

Mijn motto: ‘de brutalen hebben de halve wereld; voorkom dat ze ook de andere helft inpikken’.

Daar kan men tegenwoordig vooral smalend op terugzien. Sinds de rechterlijke uitspraak in de zaak Wilders hebben zij, de brutalen, een legitimatie. Zij hebben het Nederlandse recht aan hun zijde. Grof en denigrerend taalgebruik mag in het openbaar debat. Wie dat niet op kan/wil brengen delft dan ook het onderspit. In een wereld waarin de korte termijn, het effect, de publieke opinie meer bepaalt dan de inhoud van iemands woorden is dat een onvermijdelijke conclusie. De brutalen rukken op.
Uit mijn brugklastijd herinner ik me een mede-scholier met een stiekelige haardracht. Een opvallende verschijning, zeker in een tijd waarin lang haar de mode was. Iemand sprak hem bij voortduring aan met “Hé pleeborstel.” De zachtaardig aangelegde stiekelharige was een makkelijke prooi. Hij deed er doorgaans gelaten het zwijgen toe. Tot die ene en laatste keer. De stiekelharige kwam langs in de leerlingenstroom na de pauze terwijl mijn klas stond te wachten voor het handenarbeidlokaal. Het “Ha pleeborstel!” bleek de uiterste terging. Met nietsontziende, verwrongen grimas stortte hij zich opzij en stompte blind op het hoofd in van degene die schold. De klappen kwamen niet eens zo raak aan. Iedereen die het zag, de geslagene voorop werd vooral getroffen door de uiterste wanhoop waarvan de blik en slagen getuigden. Hier werd zichtbaar dat woorden kunnen doden.

De eerste publieke uitspraak van Wilders moest uiteraard zijn brutale imago dienen. “Ik blijf me grof en denigrerend uitlaten.” In die subtiliteit - het zich tot dreigend woordgebruik beperken - wordt zijn fractiegenoot Lucassen, een buurtterrorist, onderwezen. Diens bijscholing lijkt te vorderen nu de man in de kamer weer aan woordvoering mag doen.

Wilders hoeft geen enkel interview te geven om in de publiciteit te komen. Als hij de wereld wat wil laten weten past dat in de beperkte ruimte van een twitterbericht. Argumenten komen daar niet aan te pas. Voor brutalen volstaat oppervlakkigheid. We overspoelen jonge mensen ermee. In programma’s die bij voortduring nog weer grover, smeriger, of brutaler moeten zijn om populariteit vast te houden. Onlangs zag ik een quiz voorbij komen waarin een meisje werd uitgedaagd het kunstgebit van een oudere dame in te doen en daarmee enkele vragen te beantwoorden… Ze deed het.
Wie er iets van zegt wordt voor moralist versleten. De mensen moeten dat immers zelf weten? Wil je er niet naar kijken? Er zit een knop op je tv!
Maar dat is niet juist. Ook in de openbare ruimte is obsceniteit een feit. Een affiche voor een tentoonstelling waarop plasseks in beeld gebracht wordt. Ordinair bloot tijdens de Gay Parade of in reclame-uitingen. We moeten het accepteren en normaal vinden. Het is de norm geworden waaraan iemands tolerantie wordt afgemeten. De omgekeerde wereld: wie die brutaliteit weigert te accepteren, discrimineert. Daarmee hebben de brutalen de andere helft inmiddels binnen.

Ooit zong men binnen een belangrijke politieke stroming ‘De zachte krachten zullen overwinnen.’ Waar was dat ook maar weer? Dat lied is verstomd.

3 juli 2011

 

Terug naar de homepage