ONTHEEMDE MOSLIMS

In mijn vorige column beschreef ik de gang van een Iraanse moslimfamilie door de Nederlandse asielprocedure. Het afgelopen weekeinde werden de parlementsverkiezingen in dat land gewonnen door de conservatieven. In dit geval een andere benaming voor moslim-fundamentalisten. Ze wonnen door een extreem lage opkomst, als gevolg van een boycot door hervormingsgezinden. Die protesteerden daarmee tegen de uitsluiting van meer dan 2000 kandidaten, die volgens de Raad van Hoeders -een groep oude mannen- onvoldoende recht in de moslimleer zijn om mee te mogen doen. Met overslaande stem fulmineerde één van deze nieuw-gekozenen vanaf het spreekgestoelte, dat “de tijd gekomen was om met hen af te rekenen”. Moslims die moslims uitsluiten, hen dreigen te vervolgen en daarmee tot vluchtelingen maken.

Dit is het beeld voor het overgrote deel van de asielzoekers in Nederland: Somaliers, Afghanen, Irakezen, Iraniërs vormen de grootste groepen. Moslims die voor moslims op de vlucht zijn. Uitgezonderd de andersgelovigen onder hen, voornamelijk christenen, die ook het merendeel vormen van de overige asielzoekers. In meerderheid eveneens ontvlucht aan moslimregimes. (Syriërs, Soedanezen)

In Zuid-Holland verwoorde een CDA-statenlid van Turkse afkomst, zijn kritiek op het Nederlandse asielbeleid onlangs door een vergelijking te maken met de deportaties uit de tweede wereldoorlog. Nu betrof het geen Joden maar moslims. Hij heeft daarvoor inmiddels excuses aangeboden, mede nadat zijn fractie-voorzitter deze vergelijking verontwaardigd van de hand had gewezen. Naar mijn mening is deze gang van zaken tekenend voor de blinde vlek, waarmee moslims naar hun omgeving kijken. Met vanzelfsprekendheid gebruik maken van het passief en actief kiesrecht dat een christen-democratische partij biedt, mag de veronderstelling voeden dat deze rechtens toekomende positie tevens wordt benut, om geloofsgenoten elders te wijzen op het onrecht dat zij zowel geloofsgenoten als andersgelovige minderheden aandoen.
In 1993 heb ik dit argument verwoord in een artikel in dagblad Trouw, als pleidooi tegen de benadering die Frits Bolkestein koos van het minderhedenbeleid: ‘naarmate wij minderheden laten delen in democratische rechten, zullen zij ambassadeurs worden van deze staatsvorm in hun landen van herkomst.’ Ik voerde op dat moment als verantwoordelijk wethouder voor het minderhedenbeleid een discussie met buurtgenoten van een nieuw te vestigen moskee, waaraan ik mijn medewerking verleende. Helaas moeten we 10 jaar later constateren dat van mijn gedachte nog bitter weinig blijkt. Sindsdien traden wel Coskun Coruz en Nihat Eski toe tot de CDA tweede kamerfractie. Als voorzitter van het provinciaal CDA-bestuur heb ik de openstelling van de kieslijst voor moslims naar de achterban verdedigd in zaaltjes op het Groninger platteland.
Ik sta onverminderd achter mijn pleidooien. Wel rijst de vraag: Heeft u ooit van hen gehoord?


25 februari 2004


Terug naar de homepage