NEDERLANDSE MOSLIMS ZIJN GEWONE NEDERLANDERS

Stel, een religieuze instelling in Nederland. Laten we zeggen een Islamitische. Stel, de bezoekers – allen hebben de Nederlandse nationaliteit – worden belaagd door extremisten van een andere religieuze stroming, ook allemaal Nederlanders. De bezoekers worden in elkaar geslagen, bedreigd met messen en slagwapens en de gebouwen dreigt men in brand te steken. Doel: de Islamitische instelling moet daar weg. Stel, de politie ziet het maar doet niets; de media zwijgen er over, en de politiek verdraait de zaak, door te zeggen dat er economische verschillen aan het amok ten grondslag liggen. De gebouwen worden op slot gezet; alle gebruikers worden eerst naar elders verwezen om de boel te sussen.

Merkwaardige gedachteoefening zult u op het eerste gezicht zeggen. Tamelijk nutteloos ook want dat zal hier zo niet verlopen. De politie zou ingrijpen; justitie zou schuldigen vervolgen en aanklagen; de media zullen verslag doen; in de publieke opinie zullen oorzaak en gevolg bediscussieerd worden en de politiek zou zich roeren.
Zeer te verwachten valt ook, dat over de hele wereld verontwaardigde moslims de straat op zullen gaan en luidkeels verkondigen wat zij van dit Nederlandse onderonsje vinden.

Onlangs stelde het CDJA dat hun moederpartij te veel zwijgt in het integratiedebat.
Ik ben het daar mee eens, maar zou het willen verbreden naar alle grote partijen. Door de dingen niet bij de naam te noemen, geven zij veel te veel ruimte aan de mensen met de simpele kretologie zonder oplossingen: Verdonk, Wilders cs. Onlangs nog viel het me op hoezeer onder de Nederlandse bevolking wel degelijk ruimte is, om het integratiedebat beschaafd en op basis van argumenten te voeren. Dit naar aanleiding van een pleidooi om de taaleisen voor Nederlanders van Turkse en Marokkaanse origine te versoepelen. Dit pleidooi vloeide voort uit een analyse van de problemen waar jonge mensen uit deze groepen zoal mee te maken hebben. De tegenargumenten gingen niet zozeer in tegen deze analyse, maar tegen de hieruit getrokken conclusie, namelijk dat Nederland zijn taaltoetsen moet aanpassen ten gunste van deze allochtone groepen. De strekking van de kritiek is dat dat een oplossing in de verkeerde richting is. Gewezen wordt op schipperskinderen, Chinese kinderen, anderen die met vergelijkbare moeiten te maken hebben, maar zich er doorheen sloegen, zonder te pleiten voor aanpassing van het systeem. Een ondernemer voert aan dat hij heel vaak allochtone stageaires krijgt die het Nederlands zeer onvoldoende beheersen en daardoor aantoonbaar minder kansen hebben op een baan. Hij verwijt de scholen dat zij hun leerlingen te veel hierover in het ongewisse laten, waardoor ruimte ontstaat voor de gedachte dat het niet krijgen van een baan aan discriminatie geweten moet worden.
Mijn argument tegen de conclusie is, dat ik de verhouding tussen een dergelijk pleidooi voor het aanpassen van de ontvangende samenleving, in schril contrast vind staan met de wijze waarop Islamitische landen met hun etnische en religieuze minderheden om gaan. En dat we daarover nimmer Nederlands allochtoon protest horen klinken. Sterker, een moslim die zelfkritiek levert ziet zich zelfs in ons land genoodzaakt dat anoniem te moeten doen.

Terwijl de aanleidingen voor het opscheppen liggen.
Want hoewel u er ongetwijfeld niets van heeft vernomen, doet de gedachteoefening waarvoor ik aan het begin van dit stukje aandacht vroeg zich gewoon voor. Alleen niet met moslims in de rol van slachtoffer. In het grootste moslimland ter wereld, zonder dat de politie, de overheid, de media, laat staan Nederlandse moslims er naar talen.

7 augustus 2008

Terug naar de homepage