MENSELIJK SOORTELIJK GEWICHT


De afgelopen week viel een opmerkelijke zelfbeoordeling in het oog. Josef Fritzl, de man die zijn dochter 24 jaar vasthield in een kelder en bij haar 7 kinderen verwekte, kan zich voorstellen " dass mich die Menschen draußen für eine Bestie halten". Maar bij nadere beschouwing vindt Josef Fritzl toch niet dat hij een monster is. Volgens zijn advocaat motiveerde zijn cliënt dat als volgt: “Ik had ze allemaal kunnen vermoorden. Er zou geen spoor gevonden zijn.”
Zo had ik het nog niet bekeken.
Deze relativering van het predikaat ‘monster’ dook op als een zijsprong van een thema dat me al bezig hield: het relatieve gewicht dat mensen of hun woorden mee gegeven kan worden.
Ik kwam er op door het gedrag van een manager die leiding geeft aan een organisatie in opbouw. De waardering voor haar medewerkers brengt zij tot uiting, afhankelijk van de fase in de organisatieontwikkeling en de mate waarin de betreffende medewerker daarbij nodig is.
Dat toekennen van een soortelijk gewicht aan mensen heb ik eerder waargenomen bij een provinciale hoogwaardigheidsbekleder. Was ik als wethouder in gezelschap van de burgemeester, dan keurde hij me amper een blik waardig. Was de wethouder de ‘hoogste’ in zijn rang, dan viel je een geheel andere bejegening ten deel. De clou van dit gedrag was natuurlijk, dat de man schijngestalten om zich heen nodig had, om zichzelf als stralend middelpunt te kunnen blijven koesteren.

Wat moet je er mee, als de waardering voor een mens of diens mening afhankelijk wordt gemaakt van wie degene is die het betreft? Dan wel van de omstandigheden?
Of het gewicht van één en dezelfde handeling afhangt van iemands ras? Zoals het kwaad dat in het toenmalige Rhodesië werd aangericht, zo heel anders wordt beoordeeld dan hetzelfde kwaad nu het Zimbabwe heet.
Donderdag publiceerde de Volkskrant een artikel waarin het 60-jarige Israël wordt geroemd als eiland van beschaving, temidden van een woestenij. Breed worden de verdiensten van deze moderne natie uitgemeten: wetenschappelijke topprestaties, democratische staatsinstellingen, een bloeiende homoscene en gelijkberechtiging van man en vrouw. Tot de dienstplicht toe. Op deze punten moet worden vastgesteld dat de verschillen met de omringende landen meer dan pijnlijk zijn. Althans als we ook hen langs onze Westerse maatstaven wensen te beoordelen. En waarom zouden we dat niet doen?
Maar wat moet je ermee, als de schrijver van dat artikel Geert Wilders heet? En hij zijn waardering voor Israël plaatst in zijn persoonlijke ‘jihad’. Met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig.
Voor mij is het een pijnlijk gevolg van de eenzijdige kritiek op Israël van de linkse partijen en intelligentsia. Juist degenen die aanvankelijk wegliepen met de op socialistische idealen geschoeide kibboets- en moshav-cultuur, waarin men er in slaagde de woestijn te laten bloeien als een roos. Eenzijdig omdat de meetlat anders, dan wel niet wordt aangelegd bij de dictaturen die dat land omringen. Wel het leed benadrukken van de Palestijnse vluchtelingen, maar alle uit Arabische landen verdreven minderheden doodzwijgen.
Voorbij gaan aan de verschillen tussen de wijze waarop Arabische minderheden in Israël (moeten) leven, en die waaronder minderheden in Arabische staten door het leven (moeten) gaan.

Onrecht is onrecht. Degene die zich er aan bezondigt ziet echter doorgaans nog wel een nuancering. Alle anderen zien zich voor de taak om elk mens te laten tellen.

9 mei 2008

Terug naar de homepage