WESTERSE
BESCHAVING NIET RELATIVEREN
De wetenschappers Peyman Jafari en Behnan Taebi verzetten zich in de NRC
(6
september) tegen het Comité van ex-moslims van Ehsan Jami.
De wijze waarop dit Comité zich uit is volgens hen vooral Islam-bashing.
De algemene veroordeling van de Islam door Jami cs. zou “het neo-conservatieve
wereldbeeld versterken waarin moslims de ‘westerse beschaving’
zouden bedreigen.” Als ex-moslims bepleiten zij het recht op geloofsafval,
zonder stigmatisering van moslims en de islam in het algemeen.
Dit pleidooi heeft mijn steun.
Beide schrijvers koppelen echter de islamofobie van Geert Wilders aan
de inzet van het Comité. Omdat de ondertekenaars ervan nooit iets
tegen Wilders “tsunami van islamofobie” hebben laten horen,
zouden progressieven die steun werven voor het Comité hypocriet
zijn. Ze zouden zich laten lenen voor de neo-conservatieve agenda.
Vervolgens laten zij hun pleidooi voor dialoog en samenwerking met moslims,
gepaard gaan met een relativering van het westers democratiebegrip: “De
strijd van universele waarden als vrijheid en gelijkheid is niet gebaat
bij de valse notie dat al het kwade uit de islam voortvloeit en al het
goede uit het Westen”
Dit mag letterlijk genomen juist zijn, maar doet af aan hun inzet. Dat
de elementaire bescherming van mensenrechten in staten met een moslimmeerderheid
allesbehalve vanzelf spreekt is een feit. De erkenning daarvan maakt een
mens niet tot neo-conservatief. Soedanezen vluchten in het Midden-Oosten
niet voor niks naar Israël. De enige niet-moslimstaat in die regio,
maar vooral de enige staat waar het Hooggerechtshof besluiten van de regering
ongedaan kan maken (verplaatsen van het veiligheidshek na een door Palestijnen
aanhangig gemaakte rechtszaak) of waar de president tijdelijk aftreedt
om een onafhankelijk onderzoek naar corruptie mogelijk te maken.
Klassieke vrijheidsrechten en Montesquieu’s scheiding der machten
relativeren is principieel onjuist. ‘Westers’ zegt slechts
iets over hun oorsprong, de toepassing ervan verdient universele erkenning.
Zonder meer.
Als wethouder van Groningen werkte ik begin jaren ’90 mee aan een
gemeentelijke subsidiebijdrage voor een nieuw te bouwen moskee. Daarmee
wint men geen zetels. Ik verdedigde die keuze echter uit principe: in
een moskee is naast geloofsbeleving ruimte voor sociaal-culturele activiteiten.
Het gemeentebestuur verbond geen verplichtingen aan die bijdrage die het
beginsel van scheiding tussen kerk en staat aantastten. Voorts beriep
ik mij op de voorbeeldwerking die er van uit zou kunnen gaan. De Groninger
moskeegangers zouden erdoor in hun landen van oorsprong immers ambassadeur
kunnen worden van de hier geldende opvattingen over vrijheid van godsdienst.
Wilders zal dit argument weghonen. De praktijk geeft hem daartoe veel
aanleiding. Ik hou het staande en meen daarmee aan te sluiten bij de intentie
van Jafari en Taebi. Maar daarbij moeten we de term ‘westerse beschaving’
waar ons democratiebegrip elementair onderdeel van uit maakt allesbehalve
relativeren. En dus unverfrohren kunnen blijven
stellen dat de huidige negatie ervan door moslimstaten een heilloze weg
is.
10 september 2007
|