BANGARAPET, INDIA

India is een heldere diamant, die alleen maar stoffig is en daar moet je doorheen kijken. Aldus een Indiase dame bij onze landing in dit fascinerende land. Nu ik toch hier ben, laat ik me inspireren voor een vervolg op mijn repliek op Ayaan Hirsi Ali. Het valt niet te ontkennen dat allerlei aspecten van het gevoerde beleid inzake ontwikkelingssamenwerking bekritiseerbaar zijn: bijdragen die niet effectief besteed worden; particuliere ontwikkelingsorganisaties (NGO’ s) die hun eigen belangen al te zeer voorop stellen. Elke euro die zijn doel mist is er een teveel. Toch is kritiek zonder concreet alternatief, een miskenning van de noodzaak om welvaart her te verdelen. Dat is ook in het eigen belang van hen die vluchtelingen en asielzoekers meer buiten de deur willen houden. Mijn verblijf in India scherpt nog eens in hoe groot de aanleiding is voor creatieve en talentvolle mensen om de onderontwikkeling te ontvluchten. Hetzij via de braindrain, hetzij als levende smokkelwaar. Kritiek op het gevoerde ontwikkelingsbeleid moet dan ook gepaard gaan met het aandragen van alternatieven.
Op het vliegveld van Bombay ontmoette ik een gepensioneerde professor in waterbeheer. Hij bezocht o.m. Wageningen. Op mijn vraag wat zijn land het meest nodig had, benadrukte hij het belang van kleinschalige projecten die direct aan de mensen ten goede komen. Met NGO’s had hij niets, wat hij illustreerde aan de hand van een Nederlands projectvoorstel dat door bureaucratische redenen duurder (meerwerk voor het Nederlandse ingenieursbureau) uitgevoerd dreigde te worden in een variant met lager bereik voor de lokale bevolking (mogelijk bevestigt dit voorbeeld Hirsi Ali’s kritiek).
Wij zijn hier met 28 Nederlanders die, behalve voor hun reis, ook betalen voor het bouwmateriaal van het woonhuis annex dienstencentrum waaraan wij meebouwen. Het werk is lokaal aanbesteed en wordt uitgevoerd door lokale mensen. Door samen met hen te bouwen ontstaan boeiende contacten over en weer. Het gebouw is het nieuwe onderkomen voor de projectleiding van Helping Hands India Trust, die in 15 kleine dorpen de allerarmsten ondersteunt: Indiërs voor Indiërs. In vier centra worden kinderen in de voorschoolse periode opgevangen, en hoeven daardoor niet met hun moeders mee naar hun werk op het land waar ze alleen maar rondhangen. Ze kunnen er alvast wennen aan het dagelijkse schoolritme en ontvangen er voeding en basislessen taal en rekenen. Verder worden 400 arme gezinnen gesponsord met een bijdrage die hun kinderen in staat stelt om naar school te gaan. Tenslotte zijn er zes sangha’s, vouwengroepen die elke week 5 rupee inleggen en dit door bemiddeling van het project op een gezamenlijke spaarrekening zetten, waaruit – na een gezamenlijke beslissing – een krediet kan worden opgenomen in tijden van crises (ziektekosten) of wensen als de renovatie van een huis. Deze leningen worden met rente afgelost.
Dit werk wordt gefinancierd door een Nederlandse stichting en als diaconaal project door een kerkelijke gemeenschap. Alles zonder een cent overheidsgeld. Ook op deze manier valt er een pleidooi te voeren voor geloof als inspiratiebron voor maatschappelijke activering. En ook deze claim is niet exclusief: onder meer via Rotary Clubs in Groningen en Bangarapet haalt de stichting projectgelden binnen.
Particulier initiatief dat de VVD moet aanspreken en mogelijk een sleutel kan bieden om de stof van het huidige ontwikkelingssamenwerkingsbeleid te blazen.

14 januari 2004

Terug naar de homepage