ONTEVREDEN BURGERS

Sinds Billy Carter ontdekte dat het als ‘broer van..’ lucratief is om een eigen (media)circuit in stand te houden, werden we niet zo geconfronteerd met dat fenomeen dan thans in de persoon van Marten Fortuyn. Was de pindab’r’oer van de toenmalige president vooral een komische act. Fortuyn is meer het type 'lijkenpikker'; heeft ook niets te melden, maar pretendeert dat wel. Naast de ‘broer van..’ en de LPF – vage echo van de man die ze tot icoon verhieven – hebben we verder niet veel aan de korte Leefbaarheidcultus overgehouden. We leven in het post-Fortuyntijdperk.
Die term op zich lijkt wel een blijvertje in het bestuurlijk spraakgebruik. Hij wordt opvallend veel verbonden met verzet van burgers tegen de plaatsing van hen onwelgevallige voorzieningen, tot voor kort bekend als NIMBY-besluiten: not-in-my-backyard. Als voormalig wethouder ben ik ervaringsdeskundige, met als specialisme instellingen voor drugshulpverlening en dak- en thuislozenzorg. Er gebeurt iets met mensen als alleen maar het voornemen tot een dergelijke voorziening valt. De eerste stampvolle cafézaal die ik tegenover me trof, zelfs met ambtenaren van Economische Zaken die meer dan begrip toonden voor het verzet (..) haal ik zo weer voor de geest. Deze 'slag om de Raamstraat' bleek geen Bastille-bestorming: ik bleef politiek in leven. Op quatorze juillet daarom enkele lessen die ik eruit trok. Ze zijn beslist niet uit de tijd.

Een beroep op de inschikkelijkheid van omwonenden vergt dat de gemeente er iets tegenover stelt. Te beginnen met de komst van de verantwoordelijk bestuurder. Met enkel ambtenaren zou men zich terecht afgescheept voelen, temeer daar wethouders wel vooraan staan als er een lint valt door te knippen.
Er is enige moed voor nodig en wellicht de aanwezigheid van ‘stille’ rechercheurs, maar de bijeenkomst behoort bij voorkeur in het buurthuis in de directe nabijheid van de omstreden locatie plaats te vinden. Dat komt geloofwaardiger over dan buurtbewoners de gang naar het gemeentehuis te laten maken.
Wederkerigheid door materiele 'beloningen' (nieuwe speeltoestellen of iets dergelijks), zijn zeer ongewenst in deze fase van het proces. Zelfs de indruk dat men 'te koop' zou zijn mag niet ontstaan. Alles staat of valt met garanties aan omwonenden inzake te verwachten overlast. Daartoe is vereist dat de gemeente zich vooraf een nauwgezet beeld vormt van elke vorm van overlast die de te realiseren voorziening zou kunnen veroorzaken. Daarvan moet vervolgens scherp worden afgebakend wat wel en wat niet acceptabel is. Een voorbeeld: het komen en gaan van methadonklanten bij een te vestigen uitgifteloket is acceptabel. Het samenscholen op straat niet.
Cruciaal is dat de gemeente toezegt dat deze grenzen scherp bewaakt zullen worden en dat dat ook in praktijk wordt gebracht. Om die garantie op haalbaarheid te toetsen moet vooraf met relevante diensten (politie; vuilnisophaal; stadswachten; GGD etc.) een gepaste aanpak worden afgesproken.

De afweging op basis waarvan een voorkeurslocatie voor de omstreden voorziening tot stand komt, dient te berusten op inzicht in de mate waarin de te voorziene overlast zich op deze plek, in deze wijk voor kan gaan doen. Daarop kunnen handhavingsafspraken worden gemaakt. De haalbaarheid hiervan moet vooraf onomstotelijk vaststaan: het intrekken van een locatievoorstel in reactie op protest maakt elk volgend voorstel kansloos en ongeloofwaardig.
De garantie dat onacceptabele overlast zal worden voorkomen dan wel bestreden, zal tijdens de inspraakprocedure gauw als lippendienst worden afgewezen. Het instellen van een klankbordgroep waarin gemeente en bewoners de gemaakte afspraken bewaken kan deze twijfel overwinnen. De ultieme bijdrage daaraan is de toezegging dat de voorziening weer zal verdwijnen als na verloop van een vooraf bepaalde termijn blijkt dat de onacceptabele overlast zich toch blijvend voordoet. Regelmatige evaluatie van de stand van zaken, liefst in aanwezigheid van de betrokken bestuurder draagt bij aan wederzijds begrip en mogelijk zelfs draagvlak.

Ervaring leert dat het verzet tegen impopulaire beslissingen voor velen een reflex is, primair ingegeven door onbekendheid met de materie en/of het solidair willen zijn met de grootste 'schreeuwers' onder de buurtgenoten. Door als bestuurder zelf te verschijnen krijgt èn een anoniem gemeentebestuur èn de voorgestelde voorziening een gezicht.

14 juli 2004

 

Terug naar de homepage