EEN VORSTELIJK ONTHAAL
“Commissaris der Koningin Hans Alders heeft zaterdagmorgen de officiële
opening verricht van het Gezondheidscentrum aan de Meeden in Winsum. Hij
deed dat door een blik door een stuk karton te gooien.” Aldus
de Ommelander Courant van 22 maart jl.
Publieke figuren hebben iets tragisch.
Een gelegenheid wordt officieel door een ceremoniële handeling. Dat
onderscheidt de mens van een robot: hoe seculier we ook zijn geworden,
behoefte aan symboliek blijft ons aankleven. De betekenis van de handeling
wint nog aan kracht als die door een officiële persoon wordt verricht.
Als wethouder heb ik er vaak aan getwijfeld of mijn officiële
handelingen betekenisvol waren voor de mensen die me uitnodigden,
of dat het andersom was. Namelijk dat men dacht, zo’n man kan hier
niet gewoon zijn; die moeten we iets laten doen omdat hij zich anders
te kort gedaan voelt. Ik heb het altijd maar over me heen laten komen:
van een glijbaan glijden om een speeltuin officieel te openen (ik bleef
halverwege steken; vanzelfsprekend kwam dat in de krant); het heien van
een ‘eerste’ paal (verreweg de mooiste officiële handeling);
het intrappen van de ‘laatste’ deur om de bouw van een nieuw
jeugdhonk te symboliseren. Tot twee keer toe heb ik wielerwedstrijden
‘gestart’ met een klapperpistool. (de renners vertrokken gewoon
op een signaal van een starter die op zijn horloge keek; diens teken was
tevens het signaal voor mij dat ik de trekker over moest halen…..’)
Ongelogen: beide keren deed het pistool het niet ! ! ! Daar stond ik,
meewarig symbool te wezen van het tragische dat publieke figuren aankleeft.
Het wethouderschap heeft het voordeel dat men ook als mens, los van de
functie op officiële gelegenheden kan verschijnen, en er bovendien
ooit een punt achter kan zetten. Het wordt pas echt tragisch als men van
geboorte symbool en officieel is. De beelden van het leven van de overleden
prinses Juliana illustreren dat deze dagen gedurende vele uren televisie.
Terwijl juist zij zo graag gewoon wilde zijn. De beelden van feestvierende
mensen bij de hoogtepun-ten in haar leven brengen heden ten dage vervreemding
teweeg. De massaliteit is vervangen door individualiteit; de tragiek van
dit mensenleven wordt thuis bij buis en borrel beleefd.
Ik heb Juliana één keer ontmoet. In 1989, ik was een jaar
of 30 en verantwoordelijk voor onder meer ouderenbeleid, was ze onder
mijn gehoor toen ik een toespraak hield bij de opening van een nieuw verpleeghuis.
Zodra het portier van haar auto openzwaaide kreeg ze van Commissaris der
Koningin Vonhoff een hand terwijl ze nog maar één been op
de grond had. Vonhoff drukte die hand minder dan dat het hem de greep
bezorgde om haar de auto uit te sleuren. Burgemeester Staatsen mocht haar
hand ook nog drukken, daarna was ze persoonlijk eigendom van de CdK. Die
had met het verpleeghuis niets uit te staan en vervulde zelf geen officiële
plichtplegingen. Na mijn toespraak en die van de tehuisdirecteur, nam
de CdK het initiatief weer over en ging met prinses en – noodgedwongen
– de directeur voorop het tehuis rond. Bij de afsluitende hapjes
en drankjes besloot hij dat het tijd werd om mij toe te voegen aan de
kring rond de prinses… Later heb ik hem hetzelfde zien doen met
Beatrix, na de officiële opening van het Groninger Museum: Vonhoff
ging in up-tempo de staande receptie met haar rond om haar voor te stellen
aan wie het hem beliefde. Echt tragisch.
Juliana. Zelfs haar begrafenis is een officiële plechtigheid.
24 maart 2004
|