ODE AAN (FC) TWENTE
Aan de Enschedese Haaksbergerstraat dreef m’n vader ooit Doe-het-zelfmarkt
Weszon. In die tijd -Van Gend & Loos reed nog- informeerden leveranciers
wel in vet randstedelijk accent naar “dat cluppie van ons”.
Gebekt als ze waren, lachten ze er doorgaans bij. Als geboren Enschedeër
nam m’n pa dat immer gemoedelijk op. Ach, Twente kon goed meekomen
toch?! Wij hadden ‘spitzenduo’ Rijvers en Kohn. En of het
nou waar was of niet, we geloofden domweg dat we “éénmaal
de kampioenen zouden zijn”. Iedereen gunde ons dat ideaal. Wij konden
immers toch geen kwaad; speelden met jongens van-om-de-hoek: bij Benno
Huve op de Wesselerbrink kon je bloemen kopen en -later- in de Haverstraatpassage
platen bij Niels Overweg of kostuums bij Kick van der Vall. Hadden we
een uitblinker dan werd die eenvoudig door de top-3 weggekocht. Van Dick
van Dijk en Piet Schrijvers tot Jan Vennegoor of Hesselink en Karim el
Ahmadi.. de lijst is lang.
In het Nederland van die dagen lagen de verhoudingen vast. Ook bij ons
in de straat. Iedereen wist ‘wie wat was’: katholiek, hervormd
of niks. Wij zelfs gereformeerd. Zondags was er dus de kerk. Ook ’s
middags. Als wij links de straat uit reden, ging om de week m’n
vriendje Ferdie Brinkman met het hele gezin naar rechts. Richting Diekman.
Het was leven en laten leven. Als er iemand stierf, kwamen de naaste buren
de deuren langs voor een bijdrage voor de graftak. Over politiek werd
niet gesproken.
Kalm en naar buiten schuchter zijn Twenten van nature. Omdat we gewoon
al gek genoeg vinden. Destijds drukte ook de economie zijn stempel: met
de textiel ging een deel van ons verloren. Onder die omstandigheden stijgt
de betekenis van voetbalresultaten boven zichzelf uit. De winst op Ajax
in 1968 werd tot op straat besproken. Volwassenen, kinderen: ieder deelde
er in.
M’n broertje en ik bezochten de jongensrang op niet-zondagse speeldagen
als de Paas- en Pinkstermaandag. (7-1 tegen DOS met Antal Nagy; 7-0 tegen
NEC) Het schamele hekwerk dat ons van de atletiekbaan scheidde kon je
gewoon naar voren duwen. Kort voor het laatste fluitsignaal glipten we
erdoor, om voor de borden voor de hoofdtribune af te wachten tot we het
veld op konden rennen. Één met onze helden. Nog kan ik het
klamzweet terughalen van het doorweekte shirt van Kick van der Vall die
ik na een winstpartij op de rug klopte. De dag erop te schor om in de
klas een beurt te krijgen van het ‘Theeeoo’, ‘Heya de
keu’ en ‘Twente hierop ´an’.
Maar vanaf 1969 konden we door-de-weeks naar de wedstrijden voor de UEFA-cup.
Anastasi liep in 1971 recht voor ons de atletiekbaan op toen ‘ie
Twente met Juventus in de verlenging van de kwartfinale kilde. Met m’n
vader naar de match tegen OFK Belgrado. Was dat in ’74? Eskisehirspor,
Dynamo Tiflis, Ipswich Town, Anderlecht. Uit heel Europa kwamen clubs
achter het bestaan van Enschede en Fc Twente. We groeiden, maar bleven
onszelf. Eddy Achterberg strompelde met een been in het gips naar vak
Q om het gezang met z’n kruk op te zwepen. Tegen Borussia Mönchengladbach
stonden Duitsers en Twente-fans gewoon door elkaar. Hun platt-duuts klonk
nagenoeg als ons eigen Twents. “Heynckes dött ok met”
zei er één tijdens het inlopen. Na 10 minuten zongen ze
“Hi, ha, ho, Twente ist KO”. We stonden erbij en keken er
naar. Geen haat, geen nijd. Die cup bleek gewoon te mooi om waar te zijn.
Günther Netzer en Jupp Heynckes gingen er mee rond… Ach. Eenmaal
zullen wij de kampioenen zijn.
Het tij keerde. Noaberschap sprak niet meer vanzelf. Voetbal werd een
kwestie van geld. Veel geld. We misten daarvoor de massa die de grote
steden wel hebben: mensen, bedrijven, kapitaal. We verzeilden richting
middenmoot. Eerst Twente in de Eredivisie. Daarna de eredivisie in Europa.
Ikzelf verwisselde de middelbare school voor een studie in Groningen,
waar ik ben blijven hangen. M´n broer en zussen belandden in de
randstad. Middenmoot of niet, (Fc) Twente blijft een constante. In lijn
met de slotregels van het volkslied:
“en moge ons huis in de vreemde ook staan, ons hart blijft toch
altijd in Twente.”
Het café bij mij om de hoek is van Felix. Ook uit Twente. Als de
Fc speelt vertoont hij de match er op groot scherm. Tijdens de bekerfinale
in 2002 zat m´n broer voor z’n werk in Limburg. In het café
waar hij de wedstrijd zag gaf hij de hele tent een rondje. Kinderen en
echtgenotes zagen ons om ons supporterschap al vaak meewarig aan. Döt
niks, eenmaal zullen wij de kampioenen zijn…
In de tussentijd worstelde Twente zich er economisch knap bovenop. De
TH werd UT; fabrieksarbeid vervangen door high tech.
Hernieuwd bewustzijn dat Joop Munsterman cs. samenbalden tot on-Twentse
doelgerichtheid. “Wij verkopen onze beste spelers niet aan de concurrent.”
Dus ging Elia niet naar Ajax. Wij zijn zelf top! Sportief, financieel
en sociaal-maatschappelijk. De droom werd waar. In 2010 zouden wij de
kampioenen zijn.
Kan het mooier? Ja: twèèmaal zullen wij de kampioenen zijn.
Maar of het er van komt of niet, laat de reactie wederom Twents zijn.
Gedrenkt in het milde geloof van Anne van der Meiden, de hoopgevende glimlach
van Herman Finkers, en de liefdevolle poëzie van Willem Wilmink.
28 april 2011
|