ALS ASIELZOEKERS NAAM EN GEZICHT KRIJGEN

4 mei 2003 Dodenherdenking. Oorlog. Vluchten. Onderduiken. Onheilspellend versmallen opeengehoopte reistassen onze gang. Daarin het hele hebben en houden van een Iraans asielzoekersgezin. Kort ervoor op hun verzoek gestald, na hun gedwongen vertrek uit het AZC bij ons om de hoek. Zo’n twee jaar eerder stonden ze met die hele pakkelarie opeens bij de bushalte voor onze deur. Vader, moeder, beide volwassen zoons, dochter met echtgenoot en jongste dochter. Ze waren uitgestapt en stonden daar maar. Na geruime tijd ging echtgenote Anneke informeren. Je laat mensen toch niet in verwarring gewoon bij je op de stoep staan? Daar hoef je geen barmhartige Samaritaan voor te zijn. Ze bleken in Limburg op de trein gestapt met een briefje waarop de naam van het AZC. Anneke heeft ze er naar toe gereden en hen nog wat eten gebracht. Ontheemden temidden van welvaart. Dan ga je je toch afvragen of je verder nog iets kunt doen. Wie ooit in een derde wereld land is geweest weet wat gastvrijheid dààr inhoudt. We hebben bemiddeld in contact met een Nederlander van Iraanse afkomst. Verder nog naar het één en ander de weg gewezen. Moeder Rohabab en jongste dochter Annehita –schrandere meid van 13- een keer op de thee gehad. Beschaafde mensen, die verbijsterd bleken over alle andere nationaliteiten die ook hun toevlucht tot ons land hadden gezocht. Daar wisten ze niets van. Nu woonden ze met voornamelijk Afrikanen op een gang, met wie ze de wasruimte deelden. Die vonden ze op den duur zo vies dat ze zich met emmers water redden op hun eigen kamer. Ze kwamen met zijn allen een keer bij ons eten. Na afloop sjoelen en buiten de vuurkorf aan. Alles werd op video vastgelegd voor thuis. In Iran dreven ze een sportschool. Oudste zoon Amir was een kampioen body building, waarmee hij hier ook prijzen won. Beetje bij beetje kwam het vluchtverhaal naar buiten, over de urenlange rit, verborgen in een tankauto. En daarmee de gedecideerdheid waarmee vader Hasan motiveerde dat ze nimmer naar Iran zouden terugkeren. We kwamen natuurlijk een keer bij hen eten; het bed de kamer uit zodat wij konden zitten. We zagen de trouwvideo van oudste dochter Azadegh en Ali: na de inzegening door de imam een feest thuis, waar drank en vrolijke dans aan het oog van de geestelijke politie werden onttrokken; Azadegh en haar broers Amir en Iradj huilend bij het ritueel dat haar vertrek uit het gezin begeleidde. Hasan schonk haar weg. Eigenlijk leefden ze grotendeels volgens normen en waarden zoals bij ons gangbaar in de jaren ’50.
Ergens tijdens die 2 jaar schonk Azadegh het leven aan Kyana. Een meisje met prachtig donker haar dat hoop op de toekomst belichaamde. Annehita ging naar school en sprak goed Nederlands, net als Amir en Iradj.
Toen kwamen de signalen en beslissingen waarvan we wisten dat ze eens zouden komen. Die al die tijd de onderstroom van onzekerheid bleven voeden. De hoop die er was werd de grond in geboord. Wanhoop bracht fysieke en psychische klachten. Rohabab kwam niet meer buiten, bad onophoudelijk en vroeg ons dat ook voor hen te doen. In die tijd hoopte ik dat ik hen niet tegen kwam op straat, verlegen als ik was om betekenisvolle woorden.. Amir kwam langs in zijn zoektocht naar een strohalm. Hij liet mij de rechtbankverslagen lezen. Zo kwam ik te weten waarom ze gevlucht waren en pertinent niet terug wilden. Ze waren eenvoudig doodsbang. Geen heldhaftig politiek verzet tegen ayatollahs. Hasan was als buschauffeur in dienst van de universiteit met studenten als passagiers in een demonstratie terechtgekomen. Iemand in de bus zwaaide met een pistool, maar werd door de medestudenten de bus uit verdreven. Het pistool bleef achter. Hasan had het de bus uit gegooid en was weggereden. Hij dook onder want de politie kwam achter hem aan; ze verdachten hem ervan het pistool gestolen te hebben. Om hem te dwingen zich aan te geven werd Amir opgepakt. Hij werd geslagen en gevangen gehouden, maar ontsnapte toen de auto waarin hij werd getransporteerd in een aanrijding betrokken raakte. Na weken onderduiken vluchtten ze. De rechter wees hun asielverzoek af, omdat ze zich niet meteen gemeld hadden. (de smokkelaars hadden hun in het donker in een huis achtergelaten met de waarschuwing dat ze op hun terugkomst moesten wachten; toen dat na vier dagen nog niet gebeurde kwamen ze naar buiten en bleken ze in Limburg aanbeland) Voorts baseerde hij zich op het ambtsbericht van de ambassade in Teheran, honderden kilometers verwijderd van de plaats waar de familie woonde. Dat gaf aan dat het gevangen nemen van onschuldigen om anderen tot aangifte te dwingen, destijds misschien wel voorkwam, maar thans niet meer werd toegepast. De familie had gewoon naar de politie moeten gaan en hun verhaal doen.

De tassen zijn op enig moment opgehaald. De familie had zich als illegalen kunnen inkwartieren, verdeeld over twee adressen van legale Iraniers. We hebben er de eerste verjaardag van Kyana nog gevierd. Plotseling waren ze verdwenen. Veel later, via, via kregen we een levensteken. De familie was Nederland ontvlucht naar een niet-Schengen land. Weg uit Nederland, nog steeds weg uit Iran.

11 februari 2004
n.a.v. het kamerdebat over de uitzetting van 26.000 asielzoekers

Terug naar de homepage